Lieve Blancquart

Vijf dingen die we leerden uit het online gesprek met Lize Spit



Eind 2020 deed de werkgroep Literatuur van Westrand en Bibliotheek Dilbeek een oproep om in groep Lize Spits nieuwe roman te lezen en te bespreken. Al snel ontstond er een groepje van 12 enthousiaste lezers – De Leesbubbel - die op 2 winteravonden Ik ben er niet gingen uitspitten. Op 29 volgde een online auteurslezing, waarbij vragen van De Leesbubbel en andere literatuurliefhebbers aan Spit werden gesteld. De vijf dingen die wij uit dit gesprek leerden, lees je hier.

 

  1. Lize zat 5 jaar lang met de verkeerde lezer in haar hoofd. Voor haar volgende boek gaat ze ‘all the way’ voor de gulzige lezer schrijver i.p.v. voor de kritische recensent.

    Lize: Het gekke is, dat ik 4 of bijna 5 jaar aan dit boek geschreven heb, en dat ik altijd de lezer voor ogen had die geen zin had om het te lezen omdat ik dacht vooral die te moeten overtuigen. Ik zag de verkeerde lezer voor mij, de kritische recensent die het boek moet lezen en het zoveelste boek moet goed vinden. Daarna pas kwam de grote stroom van lezers die niet het boek 2 weken voor publicatie in de brievenbus hadden gekregen, maar moesten wachten tot het uitkwam. Toen dacht ik: ooooh, waarom heb ik niet gewoon 4 jaar lang deze lezer die zin heeft om het boek te lezen, voor ogen gehad? De ideale lezer is de lezer die ontroerd wil worden, die gulzig leest en wil meegesleept worden.

  2. Alles is voorbereiding en natuurlijk de persoonlijke ervaring. 

    Lize: Toen ik ‘Het Smelt’ aan het schrijven was, overkwam mij al wat er in ‘Ik ben er niet’ beschreven staat en toen wist ik al: dit gaat een boek worden en ik ga heel goed observeren. Ik had namelijk 12 jaar lang een relatie met iemand die manisch depressief werd. Toen ik het boek dan effectief begon te schrijven, heb ik opnieuw afstand moeten nemen van mijn eigen verhaal. Dat moest ook echt een roman worden, ik wou niet zomaar schrijven over de mentale gezondheid van iemand anders. Ik ben dan ook research gaan doen, en samen met Canvas heb ik het project Te Gek?  gerealiseerd, waarbij ik samenwerkte met iemand met een psychose. Ik heb ook opnieuw de psychiatrische instelling bezocht waar ik ooit was als ‘naaste van’. Ik kon niet alleen de indrukken gebruiken toen ik er zelf was in een paniekerige toestand, maar ik wou ook met een bredere blik kijken. Ik ben ook met andere patiënten en dokters gaan praten. Maar waar ik nog het meeste uit heb geleerd, is dat ik 2 jaar lang maandelijks een gesprek ben gaan voeren met een dokter die in La Borde clinic in Frankrijk werkt, een psychiatrisch ziekenhuis waar de dokters ook inwonen samen met patiënten. Ik wou niet stigmatiseren en veel van wat hij mij geleerd heeft, heb ik verwerkt in het personage van dokter Eenhoorn. Veel mildheid is door de research gekomen. Mijn persoonlijke ervaring en daarna de afstand die ik heb genomen, maken dat de details helemaal kloppen.



  3. De insteek van het boek (namelijk de reden waarom het hoofdpersonage 11 minuten lang nerveus naar huis fietst) zat niet op voorhand in Lize’s hoofd, maar is gaandeweg door het schrijfproces aangereikt. 

    Lize: Een paar weken voor ik mijn eerste versie moest inleveren, wist ik nog steeds niet waarom Leo naar huis fietste, wat haar beweegreden was voor die 11 minuten durende fietstocht. En toen kwam Lotte in het verhaal en toen Lotte zwanger bleek te zijn, was dit heel goed voor het contrast in het verhaal: het leven van haar komt op de rails, terwijl haar leven juist versnipperd.  En toen besefte ik pas dat de baby geboren moest zijn na dat jaar en dat die baby de insteek kon worden van het boek, het leven van dat kind gaat op het spel staan. Pas in maart 2020, dus laat in het schrijfproces, ben ik dat kind in het heden gaan inschrijven en zo vallen dus puzzelstukjes in elkaar tijdens het schrijven. Ik plan wel grote lijnen, maar ik wacht ook tot het boek mij iets aanreikt.




  4. De meest gênante stukken zijn de leukste om te schrijven. 

    Lize: De verjaardagsscène vond ik één van de leukste scènes om uit te schrijven. Simon heeft het huisdier iets aangedaan en Leo doet zo haar best om dit van de buitenwereld geheim te houden, ze wil dat niemand Simon gaat scheef bekijken en dat hij voldoende aandacht krijgt, ze beschermt hem voor wat hij heeft gedaan. En dan komt die buitenwereld met een nieuwe kat aanzetten. Dat is zo een eenzaam gevoel voor Leo. Wat ik ook heel leuk vond om te schrijven, was het bezoek aan de psychiatrische arts. Leo hoopt dat de psychiater haar leed zal herkennen, maar ze worden terug naar huis gestuurd zonder echte hulp. Ik kon Simon aan het woord laten hierdoor en voor het eerst merk je dat Leo ook rare dingen doet. Dat was een moment waar ik kon vertellen dat Leo een vrouw is die nog altijd schrik heeft van monsters, die nooit masturbeert, die de twee kleuren in de chocopot nooit door elkaar wilt halen. Ineens is Leo zelf een beetje gestoord en dat vind ik dan leuk om een draai te geven aan het verhaal. Ik ben dan blij dat ik de lezer iets extra kan vertellen. Deze hoofdstukken zijn heel vlot geschreven.




  5. Door Lize’s boeken te lezen, heeft ze het gevoel dat ze er niet alleen voor staat. Haar ‘toekomstige’ lezer is steeds in de buurt. 


    Lize: Op het moment dat ik nog niet aan het boek bezig ben, kan ik dingen van me afschrijven. De details omzetten in taal op momenten dat ik het heel moeilijk heb. Het boek dat ik dan later schrijf, is dan een soort van belofte aan mezelf. Had ik dit boek niet geschreven, dan had ik mezelf 10 jaar lang met terugwerkende kracht veel eenzamer gevoeld in die situatie. Maar het verzinnen van zo’n verhaal en het bedenken dat ik erover kan schrijven, is al een hand naar de buitenwereld, ik klamp me dan een beetje vast aan dat boek dat later verschijnt en op een bepaalde manier al niet meer alleen ben in die situatie. Het schrijven an sich is niet therapeutisch maar het idee dat ik erover kan schrijven is wel therapeutisch.