Sofie Geysens

Interview Fien Troch

Tekst: Cineart
Foto's: Sofie Geysens

Fien Troch (1978) studeerde in 2000 af aan de filmafdeling van Sint Lukas in Brussel, waar ze later terugkeerde als docent. Haar speelfilmdebuut Een ander zijn geluk (2005) is een psychologisch drama over een Vlaams dorp die in de ban geraakt van een vluchtmisdrijf waarbij een kind sterft.  Holly is haar vijfde speelfilm en ging in competitie in première op het Filmfestival van Venetië. 

 

Hoe is het idee voor Holly ontstaan?
Al tijdens de montage van mijn vorige film Home voelde ik het verlangen ontstaan om een grotere vrijheid op te zoeken, om eens een film te maken die meer loskwam van het narratieve. Doorheen de jaren had ik  veel ideetjes voor grappige scènes verzameld - ik hou nogal van situatiehumor - die ik in mijn vorige films niet kwijt kon. Eigenlijk wilde ik die scènes gewoon eens allemaal aan elkaar plakken, en zien of dat een film zou opleveren. Mijn vriend Nico (Leunen, die ook haar films monteert) suggereerde dat ik een arena nodig had om al die scènes in te situeren. Zo ontstond het idee van een gemeenschap die in rouw is na een schoolbrand. Binnen die setting wilde ik verschillende humoristische taferelen tonen, die de absurditeit benadrukken van hoe mensen met zo’n trauma omgaan. Alleen: dat wilde maar niet lukken. (lacht) Het scenario bleef een groot ratjetoe. Dus dat idee heb ik moeten loslaten. Maar er was wel één personage waar ik altijd aan bleef vasthouden: Holly. Een heel gewoon meisje dat plots een speciaal talent toegedicht wordt, in een gemeenschap die door een tragische gebeurtenis heel ontvankelijk is voor iets “bovennatuurlijks”. Uiteindelijk ben ik de hele film rond haar beginnen op te bouwen. 

Holly helpt het verdriet van anderen te dragen, en zet zich ook in als vrijwilliger. Naastenliefde en behulpzaamheid zijn centrale thema's in de film. Wat interesseert je daaraan? 

Het is een vraag die me in het algemeen bezighoudt: wat betekent goed doen? En waarom doen mensen  dat? Ik denk zelf ook heel erg na over wat ik in het dagelijkse leven kan doen om iets te verbeteren. Zeker als je in Brussel woont, word je op straat vaak met miserie geconfronteerd. Dat kruipt soms heel erg in mijn hoofd. Ik zit vaak te tobben over wat ik daaraan kan doen - en vooral over wat ik niet doe. Maar gek genoeg vertaalde dat zich tot nu toe nauwelijks in mijn films. In Holly sloop die kwestie voor het eerst op een organische manier het verhaal binnen. Het personage Anna, een lerares die ook een vrijwilligersorganisatie leidt, verbeeldt mijn tegenstrijdige gevoelens over dat thema. Ze is een echte wereldverbeteraarster.  Enerzijds bewonder ik mensen als zij enorm, en anderzijds heb ik toch ook meteen de nood om daar ook vraagtekens bij te plaatsen - want waarom doe je dat eigenlijk? Bestaat oprecht altruïsme wel? Bovendien  stellen mensen als Anna zich vaak nogal belerend op, alsof ze het allemaal beter weten. Die grijze zone interesseert me. Maar voor alle duidelijkheid: ik heb enorm veel respect voor mensen die zich  maatschappelijk engageren. En ik heb liever iemand die enkel maar het goede doet om ’s avonds zelf beter te kunnen slapen, dan iemand die gewoon helemaal niets doet.

Holly klinkt wellicht niet toevallig als 'holy': meer en meer mensen beginnen te geloven dat ze speciale krachten heeft. Wil de je bewust spelen met die religieuze dimensie?

Ik wou niet te nadrukkelijk verwijzen naar religie, maar het sloop er wel bijna vanzelf in. Ik kan me inbeelden dat heel lang geleden hetzelfde mechanisme speelde toen Jezus Christus als de Messias werd bestempeld.
Dat zijn ook vragen die me bezighouden: waarom geloven mensen iets? En geloven ze dat dan echt, of is het gewoon comfortabel om op een moeilijk moment in zoiets mee te gaan?

Zijn er waargebeurde elementen die het verhaal van Holly hebben geïnspireerd? 

Het allereerste zaadje voor dit personage werd heel lang geleden al geplant. Een oudere vrouw vertelde me ooit dat haar man een hartinfarct had gehad, maar dat hij gered was dankzij haar kleindochter van zes. Die
had hem gevonden, en was tegen haar oma komen zeggen: “Opa is aan het slapen op de grond”. Wat me daaraan fascineerde, was dat die vrouw haar kleinkind zo ophemelde, en voortdurend herhaalde dat zij haar opa “gered” had. Terwijl dat meisje zelf waarschijnlijk dacht: “Ik zei ook gewoon maar dat opa aan het slapen was op de grond”. (lacht) Op basis van die anekdote ben ik me gaan verdiepen in verhalen over helden en mirakels. En ook daarin zag ik meestal gewoon mensen die toevallig op het juiste moment op de juiste plek waren, en zo plots iemand werden die ze misschien helemaal niet waren. Zo gaat het ook met Holly: ze belt op een dag naar school om zich afwezig te melden, en net dan brandt de school af. Misschien deed ze zomaar wat. Maar daardoor wordt ze wel plots iemand, en daar geraakt ze niet meer uit. 

Zit er iets van jezelf in Holly?

Ja, ik ben net als zij heel ontvankelijk voor de emoties van andere mensen. Dat is soms vervelend, want als ik ergens binnenkom, weet ik direct wie er verdriet heeft, en dan voel ik me bijna verplicht om met die persoon te gaan praten. Ik moet me daar bewust een beetje tegen wapenen, want ik neem heel veel verdriet van de wereld in mij op. Anderzijds heeft het mij ook altijd geholpen bij mijn films: het laat me toe om gemakkelijk in mijn personages te kruipen.

Waar je normaal gezien om de drie à vier jaar een nieuwe film maakt, zaten er nu zeven jaar tussen Holly en je vorige film Home. Hoe komt dat? 

Door een combinatie van factoren. Met Home heb ik voor het eerst een “succes” beleefd - al is dat heel relatief. (lacht) Maar toch: plots vonden veel mensen mijn film best oké. Ik wist niet goed hoe ik daarmee moest omgaan, en heb even tijd nodig gehad om daarvan los te komen. Ik wilde bij het schrijven namelijk
niet meteen vervallen in Home 2. Het heeft dus langer dan gewoonlijk geduurd om uit te zoeken wat deze film precies moest zijn. Bovendien is Nico heel lang in het buitenland geweest voor een aantal projecten. Toen ben ik een beetje verloren gelopen in het mama zijn. Creatief zijn tussen negen en drie, dat ging me niet zo goed af. (lacht) Maar toen de coronapandemie uitbrak, is Nico halsoverkop naar huis gekomen. Toen is er een rust neergedaald. Op twee weken tijd kon ik plots het scenario schrijven waar ik al een jaar of vijf op aan het broeden was. Ik hoop alleszins dat het de volgende keer niet meer zo lang zal duren. Ik wil graag meer films maken op minder tijd.

Holly ligt in de lijn van je vorige films, maar voelt ook anders door de aanwezigheid van een (al dan niet) bovennatuurlijk element. Wilde je bewust een nieuwe richting inslaan? 

Ik ben daar niet obsessief naar op zoek, maar zeker omdat ik me wilde losmaken van Home, voelde het wel fijn om een element te vinden dat Holly echt anders maakte. Tegelijk ondervond ik snel dat ik niet te ver wilde gaan in dat bovennatuurlijke aspect. Want dan voelde het niet meer als mijn genre film. Ik wilde dat
het verhaal gegrond bleef, en dat er altijd die twijfel was: is er nu iets bovennatuurlijks aan de hand of niet?

Net zoals in Home spelen jonge debutanten de hoofdrollen. Hoe heb je Catalina Geeraerts, die Holly vertolkt, gevonden? 

We hebben enorm veel meisjes gezien voor de hoofdrol, en eigenlijk was Catalina een van de eersten die op casting kwamen. We waren meteen onder de indruk, ze was een natuurtalent. Maar toch hebben we daarna
nog een halfjaar verder gecast, vooral omdat ik er zelf nog niet helemaal uit was hoe Holly er precies moest uitzien. Ik had misschien een nog frêler meisje in gedachten. Maar uiteindelijk hebben we toch gekozen voor het talent van Catalina: ik wist dat ik haar bijna alles zou kunnen vragen, omdat zij écht kon acteren. Ze is er zich niet eens bewust van dat ze zo goed is - een beetje zoals Holly eigenlijk...

Waarom koos je voor Felix Heremans in de rol van Holly's beste vriend Bart, die zich op het autismespectrum lijkt te bevinden? 

Het was een lange, onvoorspelbare zoektocht om de juiste acteur te vinden voor die rol. Ik had het personage geschreven als een jongen met een beperking. We organiseerden dus castings in het  buitengewoon onderwijs, en lanceerden ook oproepen voor mensen met een beperking, in welke zin dan ook. We hebben mensen gezien met dyslexie, maar ook met Downsyndroom. En uiteindelijk is onze
keuze op Felix gevallen. Hij is neurodivers, maar gaat naar een aso-school en functioneert daar perfect. Hij is superzelfstandig, en doet in de stad dingen die mijn eigen zoon, die even oud is, van mij nog niet mag doen. (lacht) Op de set had ik als regisseur soms de neiging om hem te vragen om een scène anders te spelen, maar dan besefte ik: ‘nee, dit is gewoon Felix, en als ik het anders had gewild, had ik iemand anders moeten casten’.
Hij is een superlieve jongen, en heel grappig bovendien. Toen ik de eerste versie van de film aan mensen toonde, kreeg ik vaak als reactie: ‘Bart is zo leuk, maar hij komt te weinig aan bod’. Dus toen we later een  extra draaidag deden, heb ik speciaal een nieuw, komische scène met hem uitgevonden, waarin hij de klas wordt uitgestuurd. 

Je werkte alweer samen met Frank Van den Eede, die eerder ook Close draaide. Kan je iets over jullie langdurige samenwerking vertellen? 

Al mijn langspeelfilms heb ik gedraaid met Frank. Vanaf mijn eerste film Een ander zijn geluk was er meteen een geweldige klik, zowel artistiek als vriendschappelijk en die is nooit meer weggegaan. Onze  samenwerking is zo natuurlijk dat ik me niet kan voorstellen om een film met iemand anders te draaien.
Bij elke film wil hij dat ik eerst vertel hoe ik het zie en dan begint hij pas mee te denken. En dat is voor mij echt fundamenteel. Hij zegt niet hoe hij vindt dat het moet, ik moet het bepalen en pas dan duikt hij er in en
maakt er iets onwaarschijnlijks van. Hij kruipt helemaal in de wereld die je hebt gecreëerd en zoekt daar dan samen naar wat visueel het best het verhaal vertelt, zonder ego. Hij is ongelofelijk genereus en is enkel tevreden wanneer ik tevreden ben. De identiteit van mijn films wordt voor een enorm groot deel
mede bepaald door hem. Het fijne is ook dat je op den duur elkaar zo goed kent, dat de communicatie echt moeiteloos gaat. We kunnen eerlijk en direct zijn met elkaar, ook als het niet goed is en soms is zelfs een blik genoeg om te weten wat we denken. En niet te vergeten hij is enorm grappig, essentieel voor mij in het leven, op de set, voor de vriendschap.  

De muziek is opnieuw van de hand van de Amerikaanse muzikant Johny Jewel, bekend van Chromatics. Hij leverde ook de soundtrack voor Home. Hoe verliep jullie samenwerking? 

Nico is bevriend geraakt met Johnny toen hij Ryan Goslings Lost River monteerde. Voor Home had hij ons bestaande muziek gegeven, maar bij Holly heb ik hem al in de scenariofase betrokken. Hij voelde heel
snel aan welke richting ik uit wilde. Er zit iets verontrustends in zijn muziek, dat doet denken aan oude horrorfilms. Iets heel lieflijks, dat toch wat vervormd klinkt. Bovendien vertrouwde Johnny ons in die mate dat we zijn muziek naar eigen goeddunken mochten herwerken. Sommige nummers bezorgde hij ons als een soort blokkendoos: als we wilden, mochten we ze uit elkaar halen en er iets anders mee bouwen in de montage. Zo groot is zijn vertrouwen in Nico.